Home >> Daltononderwijs >> Deinum
Zoek en vind uw onderwijsaanbieder bij u in de buurt of in een bepaalde regio

BASISSCHOOL DE FOLEFINNE

Rydwei 3
9021CT, EASTERWIERRUM
Telefoon: 0582501737

BASISSCHOOL DE GIELGUORDE

Master Jansenstrjitte 10
9022AN, MANTGUM
Telefoon: 0582501220

BASISSCHOOL DE KRUNENSTROBBE

De Krunen 1
9023AG, JORWERT
Telefoon: 0582519700


Daltononderwijs informatie

Een daltonschool is een 'gewone' basisschool voor 'gewone' kinderen, waar alleen op een andere manier wordt omgegaan met de leerlingen en de leerstof.
Daltononderwijs is geen vorm van onderwijs waarin de leerlingen bepalen wat en wanneer er iets geleerd wordt. Binnen het daltononderwijs bepaalt de school wat er geleerd moet worden en in welk tijdsbestek dat dient te gebeuren.

Een daltonschool is dus een basisschool met hetzelfde doel als elke andere school: 'zorgen dat uw kind goed wordt voorbereid op de toekomst'. Dit betekent dat het kind de optimale voorbereiding voor het vervolgonderwijs en de verdere toekomst krijgt. Toch onderscheidt een daltonschool zich van het reguliere basisonderwijs, namelijk door de visie op de onderwijsmethode.

Dalton uitgangspunten

Uitgangspunten van het hedendaags daltononderwijs zijn:

  • Vrijheid in gebondenheid. Een betere vertaling is wellicht "keuzevrijheid". Leerlingen mogen vrij kiezen uit een beperkte lijst mogelijkheden, schoolvakken.
  • Samenwerken
  • Zelfstandigheid. Willen leerlingen in hun eigen tempo leren, dan is het nodig dat ze een zekere mate van zelfstandigheid hebben. Ze moeten zelfstandig de taak kunnen plannen en uitvoeren, zonder al te veel sturing.

Bij vrijheid hoort het dragen van eigen verantwoordelijkheid. Docenten geven het vertrouwen daarin aan de kinderen. Dit wordt de kinderen vanaf groep één en twee geleerd en wordt steeds uitgebreider. Het kind kan zelf zijn taken indelen en maakt zelf een planning.

Samenwerken, de tweede pijler, is gegrond op het idee dat iedereen in deze maatschappij met veel verschillende mensen moet kunnen werken en leven. In deze vorm van onderwijs zorgt men er voor dat iedereen een keer met elkaar heeft samengewerkt. De kinderen leren zo om oog te hebben voor elkaar en de onderlinge verschillen te respecteren. Zo is er bijvoorbeeld een oefening waarbij het ene kind aan de ander vertelt wat hij denkt en daarna moet die ander vertellen wat de een dacht. De vaardigheid om te luisteren ontwikkelen ze daardoor heel goed. Want ze moeten zich steeds inleven in een ander.

De derde pijler, zelfstandigheid, houdt in dat ze zelf hun taak kiezen. Daarbij wordt de keuzevrijheid steeds groter en gecompliceerder. Dit alles is steeds aangepast aan het niveau van het kind, samen met de leerkracht bekijkt hij of het leerproces voldoende is. Zo nodig wordt het plan bijgesteld om het in goede banen te leiden.

Geschiedenis

Het daltononderwijs is tussen 1904 en 1921 ontwikkeld door de Amerikaanse lerares Helen Parkhurst (1887-1973). Het ontstond in drie fasen. In de eerste fase (1904-1905) was Parkhurst juf op een eenmansschool in Waterville, een gehucht op het platteland. Ze was nog maar achttien jaar en kwam net van de middelbare school. Ze had geen enkele ervaring en moest nog naar de lerarenopleiding. De leerlingen hoefden van juf Parkhurst niet de hele dag stil te zitten en te luisteren.

Ze mochten zelf aan het werk en ook samenwerken en ze mochten zelf hun werk plannen en in eigen tempo werken. Dat was totaal iets anders dan het frontaal klassikale onderwijs dat gebruikelijk was destijds (ook wel 'lockstep teaching'genoemd). In de tweede fase (1910-1912) had Parkhurst de lerarenopleiding achter de rug en enkele jaren ervaring als lerares. Ze mocht op haar school in Tacoma het onderwijs van de negen- tot veertienjarigen vernieuwen. Elk vak kreeg een eigen leraar en een eigen "laboratory", een vaklokaal.

In de "laboratory" gingen de leerlingen met hun werk bezig, hun taken. De leraren maakten de taken ("assignments"). Ze vertaalden de voorgeschreven lesstof van hun vak in leertaken die overzichtelijk te plannen waren. Het gebruik van taken veranderde het onderwijs ingrijpend: leren werd eigen werk van de leerling; hij kon zelfstandig aan het werk; hij kon in eigen tempo werken; hij kon het werk zelf plannen. De "laboratories" werden als werkruimtes ingericht met materialen, instrumenten, boeken en naslagwerken onder handbereik van de leerlingen en met instructieve afbeeldingen en figuren aan de wanden en voor de ramen.

Er kwamen grote tafels te staan in plaats van schoolbankjes, voor samenwerken en groepsgewijze instructie. In de derde fase (1919-1921) experimenteerde Parkhurst in Dalton, Pitsburg en New York. Wat er nieuw bij kwam, is het werken met "graphs": tabellen waarop de leerlingen zelf hun voortgang bijhouden. Parkhurst schreef in deze periode ook haar artikelen in The Times en het boek Education on the Dalton Plan.

In 1919 opende Parkhurst met financiële steun van de welgestelde familie Crane in New York City in 1919 "The Children's University School", die in 1920 de naam "The Dalton School" kreeg. In Nederland werd het daltononderwijs voor het eerst toegepast in september 1926 op de Vijfde Hogere Burgerschool in Den Haag onder leiding van dr. mr. W.A. Muller.

Helen Parkhurst noemt in haar boek "Education on the Dalton Plan" (1922) de twee kenmerken van daltononderwijs: 'vrijheid' en 'samenwerking'. 'Vrijheid' gaat volgens Parkhurst over het zelf kiezen van het tijdstip waarop en het tempo waarin aan een bepaald onderwerp gewerkt wordt. 'Samenwerking' verwijst naar het sociale karakter van leren en van kennis. Door kinderen van en met elkaar te laten leren, kunnen zij elkaar helpen, stimuleren en beïnvloeden. Parkhurst geeft in haar boek aan dat haar aanpak geschikt is voor leerlingen ouder dan negen jaar.